




Een eierschaal is de harde schil van een ei. Hij bestaat vooral uit calciumcarbonaat, een veelvoorkomende vorm van calcium. De rest bestaat uit eiwitten en andere mineralen.
De schaal is poreus voor zuurstof en kooldioxide. Aan de binnenzijde van de schaal zitten twee (vrijwel) waterdichte vliezen, waarin zich zowel het eiwit als de dooier bevinden. De dooier is gevat in het dooiervlies.
Om te zorgen dat de dooier op zijn plaats blijft zitten zijn er twee hagelsnoeren.
Op de dooier zelf ligt de kiemschijf. Het ei heeft ook een klein met lucht gevulde gedeelte: de luchtkamer.
In de kiemschijf, die zich in de dooier bevindt, is het genetisch materiaal van de pop opgeslagen.
De dooier bezit de voedingsstoffen die het embryo nodig heeft om zich te kunnen ontwikkelen.
Deze voedingsstoffen zijn proteïnen, vitaminen, mineralen en pigmenten. die afkomstig zijn uit de voeding die de moeder-pop heeft opgenomen. Weer een gegeven hoe belangrijk voeding is. De calcium die nodig is om het skelet van de te vormen embryo wordt geleverd door de eischaal. Als de eicel groot genoeg is geworden, met alle toevoegen van de pop, wordt de eicel los gelaten door de eierstok om in de eileider bevrucht te kunnen worden.
Boven aan de eicel zit de kiemschijf, een klein plekje dat bestaat uit cytoplasma en het DNA van de moeder-pop, het uiteindelijke doel van de mannelijke zaadcel.
Het embryo gaat zich nu ontwikkelen, maar eerst vormt zich nog een omhulsel rond het embryo.
Dit omhulsel heeft de beschermende functie om bacteriën buiten te houden, maar zodanig dat het embryo zich wel kan blijven voorzien van zuurstof. Nu is het embryo zover dat de eischaal gevormd kan gaan worden.
De kalkachtige eischaal moet poreus zijn, maar wel zo sterk dat het de broedende vogel kan dragen zonder stuk te gaan. Ook zal de eischaal weer zacht genoeg moeten zijn zodat de jonge vogel bij het uitkomen door de schaal heen moet kunnen breken. 6 uur na het loslaten van de eicel en bevruchting, komt de bevruchte eicel in de baarmoeder terecht waar het wordt opgenomen in de schaalklier. In die fase wordt de eicel bij elkaar gehouden door een dubbel gelaagd membraam dat bestaat grotendeels uit proteïne, eiwit, en is gevormd in de eileider.
Nu gaat het proces van de eischaal maken beginnen. De bevruchte eicel met het dubbel gelaagd membraam er omheen komt nu in de ruimte die je het beste kunt voorstellen als een auto in een carwashstraat.
Alleen nu komt er geen water uit de sproeiinstallatie maar een kalkachtig calciumcarbonaat substraat dat op de bevruchte eicel wordt gespoten. De ruimte waarin dit gebeurt heet de schaalklier. De substraat die de eischaal maakt is schuimachtig en wordt als bolletjes op de eicel gespoten waarna ze opdrogen tot schuimklopjes.
Het zijn wel duizend spuitjes die dit werk moeten doen. Binnen een paar uur is het gehele oppervlakte van de eicel met schuimklopjes bespoten. Inmiddels is de eicel een ei geworden. Het ei schuift nu verder in de eileider tot aan de plek waar weer spuitjes zijn die water spuiten in de poreuze eischaal. Door dit water zwelt het membraam op tot maximale grootte. Hierna komen de volgende spuitjes in werking die calciumcarbonaat over het ei heen spuiten, waar het ook weer moet drogen. Dit is het afmaken van de eischaal. Door de wijze van het spuiten, in klompjes, ontstaan er in de schaal luchtkanaaltjes. Deze kanaaltjes zorgen er voor dat het embryo in het ei kan ademen en gassen en waterdamp kan afvoeren. Het proces duurt nu 20 uur en is nog niet compleet. In de komende 2 a 3 uur is de volgende set spuitjes aan de beurt die een laagje kleurstoffen op de schaal aanbrengen. Dit pigment zal zich vermengen met de bovenste laag calciumcarbonaat en zo de grondkleur van de eischaal bepalen. Nu komen er spuitjes in werking die de vlekken op de eischaal maken. Hierna worden door de volgende set spuitjes een waslaag op de eischaal aangebracht die bestaat uit kleverige proteïnen en die vermengd wordt met het pigment van de eischaal.
Dit is de laag die het embryo tegen indringende bacteriën beschermd. Deze beschermende laag droogt als het ei met buitenlucht in aanraking komt. Het calcium dat de vogel nodig heeft voor de aanmaak van de eischaal moet de vogel uit de voeding tot zich nemen omdat de vogel geen voorraad in zijn lichaam heeft van calcium.
De broedperiode breekt aan. de broedtijd is voor vogels verschillend. Het ei gaat nu gelegd worden en het jong komt tot ontwikkeling door het broeden van de oudervogels. Zoals we al eerder gezien hebben zijn de poriën van belang voor de ademhaling van het embryo maar ook om gassen en waterdamp af te kunnen voeren.
De grootste concentratie poriën bevinden zich aan de stompe kant van het ei waar de luchtkamer is.
De luchtkamer is ongeveer 15 % van het totale volume van het ei. De luchtkamer ontstaat door de waterdamp die het ei uitademt door het broeden van de oudervogel. Aan het eind van broedproces, net voor dat het jong uit het ei komt, ontwikkelt de luchtkamer zich. De lucht in de luchtkamer is voldoende voor het jong om uit het ei te geraken.
Deze luchtkamer bevindt zich tussen het binnenste en buitenste schaalmembraam.
De lichaamstemperatuur van de moeder-pop is 42° Celsius, alle vogels hebben een lichaamstemperatuur van 42° Celsius, het ei heeft ook een temperatuur die dichtbij deze 42° Celsius ligt. Het jong breekt met zijn eitand, die op het puntje van de snavel zit, door de eischaal heen en komt op de wereld. Na een paar dagen verdwijnt de eitand.
De eerste dag leven de jongen nog van de eidooier die ze meegekregen hebben uit het ei.
De opfok van de jongen door de oudervogels breekt aan.
Gedeeltelijk oorspronkelijke tekst Tim Birkhead, bewerkt en aangevuld door Frans Begijn.